Martelaren van Gorcum
De geschiedenis van de Martelaren van Gorcum speelde zich af ten tijde van de opstand tegen Spanje. In 1572 bereikt de vijandschap tussen de geuzen (die zich verzetten tegen religie) en de katoholieken een dieptepunt: in verschillende plaatsen worden monniken en priesters vermoord.
Velen van hen vluchtten dan ook als de geuzen kwamen. In juni namen ze Gorcum in en namen een groepje geestelijken gevangen. Twee weken lang werden ze getreiterd en gedwongen om zich tegen hun geloof te keren. 5 Juli werden ze naar Brielle gebracht. Lumey, aanvoerder van de geuzen, wachtte hen en nog een aantal andere priesters op.
Bij de verhoren in Brielle vielen drie van hen af, bij de terechtstelling nog een. In de nacht van 9 juli 1952 zijn ze naar Rugge gebracht, even buiten Brielle naar het Elisabeth-klooster dat in april al gesloten was. Daar zijn de 19 overgebleven martelaren opgehangen aan de balken van de turfschuur.
De geschiedenis van deze gebeurtenis is goed bekend, omdat een familielid destijds getuige was en andere getuigenissen heeft verzameld en er een boek over heeft geschreven.
In de 19e eeuw hebben katholieken de grond gekocht, er een houten kapel gebouwd en een binnenplaats, het zogenaamde martelveld. Later is er een grote stenen kerk gezet. Op het martelveld zijn met een betonnen rand de omtrekken van de turfschuur aangegeven. In de kerk staat een reliekschrijn, een soort kast van koper met beenderen van deze mensen. Al heel lang trekken mensen naar deze plaats om er te bidden en de gedachtenis van deze martelaren in ere te houden.
De martelaren van Gorcum onder de galf op 9 juli 1572.